Naam: De Witte Wievenkuil Barchem
Soort: Leemkuil
Adres: Barchemerberg (Gelderland, bij Barchem/Lochem)
Overlevering uit een ver verleden
Overleveringen over witte wieven behoren tot de oudste van ons land en gaan mogelijk terug tot de bronstijd. De verhalen spelen zich doorgaans af bij grafheuvels en in mindere mate bij urnenvelden en moerassen (offerplaatsen). De Drentse predikant Johan Picardt schrijft in 1660 dat volgens de bewoners van de heidevelden van zuidoost-Drenthe witte wieven in grafheuvels wonen. Uit meerdere verhalen blijkt dat grafheuvels in het najaar soms open stonden; een geheimzinnig licht lokte voorbijgangers naar binnen waar zij een ruimte zagen met rijk gedekte tafels. Vroeger meende men vaak bij het vallen van de avond in het najaar en opkomende mist witte wieven te zien in nevelslierten, maar in vrijwel alle witte wievenverhalen waren wieven duidelijk herkenbare, hoewel merkwaardige witte vrouwen met een spookachtig uiterlijk.
De Andere Wereld en de vruchtbaarheid
In vergelijkbare verhalen over elfen in Groot Brittannië en Ierland wordt gesproken over het betreden van de Andere Wereld. Witte wieven zouden bewakers van de toegang van deze Andere Wereld geweest kunnen zijn, misschien waren ze priesteressen bij de grafrituelen. In een aantal verhalen is sprake van vruchtbaarheidsaspecten. Witte wieven helpen boeren bij de oogst en kraamvrouwen bij de geboorte. Mannen die witte wieven uitdagen, gooien een haarspit (een soort slijpwerktuig voor zeisen, een verwijzing naar oogst en vruchtbaarheid) in hun woonplaatsen en krijgen dat na een achtervolging weer nageworpen.
Het kerngebied van de oostelijke zandgronden
Witte wieven waren geen landelijk verschijnsel. Ze kwamen ook buiten het kerngebied van de oostelijke zandgronden voor maar de verhalen van elders zijn heel anders van inhoud en hebben ook geen samenhang. Op de oostelijke zandgronden vallen ruwweg vier typen verhalen de onderscheiden. De meeste hebben betrekking op (overmoedige) mannen die de wieven uitdagen. Verhalen over open grafheuvels (toegang tot andere wereld), ontvoeringen van vrouwen en meisjes en tenslotte verhalen van witte wieven die bij of in moerassen wonen zijn in de minderheid.
Twee verhalen over de Witte Wievenkuil
Er zijn twee overleveringen met betrekking tot deze krachtplek die uit de volksmond door Staring zijn opgetekend omstreeks 1830. In het eerste verhaal moet een door drank overmoedig geworden boer bewijzen dat hij niet bang is voor de witte wieven. Hij komt met de schrik vrij. In het tweede verhaal moeten een arme en rijke boerenzoon na een nachtelijke rit naar de kuil een haarspit daarin gooien. De rijke zoon komt door angst niet zover. De arme zoon, die de wieven goed kent, overleeft het avontuur en mag met de dochter van de rijke boer trouwen.
1) De overmoedige boer
Lang geleden zat in de herberg van Barchem een boer die nogal veel gedronken had. Hij ging steeds drukker en luider praten en werd overmoedig. Ook zijn medestamgasten wisten er wat van en deden met het vertellen van sterke verhalen niet onder voor hem. Uiteindelijk kregen zij de opscheppende boer zover dat hij de witte wieven uitdaagde. Hij zou naar de Witte Wievenkuil rijden en een haarspit in de kuil gooien. Er werd snel een paard gezadeld en de boer ging, gewapend met het spit, op weg. De frisse avondlucht maakte hem weer wat nuchterder en naarmate hij de kuil naderde steeg zijn angst. Hij kon echter niet meer terug en zijn trots won het van zijn vrees. In een totale duisternis naderde hij de rand van de kuil. Hij zag in de diepte een dwaallicht zweven en ontwaarde witte vouwenschimmen op de bodem van de kuil. Met een grote zwaai slingerde hij het spit naar beneden, gaf zijn paard meteen de sporen en reed als door de duivel nagezeten terug naar de herberg. De witten wieven lieten deze daad niet over hun kant gaan en zetten met het haarspit onmiddellijk de achtervolging in. Na een wilde rit door de nacht waarbij de wieven hem op de hielen zaten bereikte de boer met een schuimbekkend paard de herberg. De stamgasten hadden hem opgewacht zodat hij meteen naar binnen kon schieten. Enige seconden later boorde het spit met een knal in de zojuist dicht geslagen deur. De boer zou voortaan wel twee keer nadenken.
2) Herbert en Johanna en de Witte Wievenkuil
Op de helling van de Lochemse berg woonden eens drie witte wieven. Het waren drie leijke zusters met diep gelegen ogen, lange grijze dunne haren en bijna vleesloze armen. De boerenzoon Herbert en zijn zus Aleid hadden geen angst voor de wieven, Vaak wandelden ze rond de kuil en soms daalden ze er in af. Terwijl ze in de diepte bloemn plukten, gleden de spookachtige vrouwen om hen heen. Herbert raakte later verliefd op Johanna, de dochter van een rijke boer uit de omgeving. Johanna’s moeder, Christine, was er niet erg van gediend. Herbert was in haar ogen een armoedzaaier. Ze kende een andere kandidaat voor haar dochter, Albrecht, de zoon van een welgestelde boer., die ze uitnodigde om hen te komen bezoeken. Johanna was die avond de vrolijkheid zelve omdat ze die dag nog bij Herbert was geweest. Haar moeder en Albrecht waren daarvan niet op de hoogte en zagen haar goede humeur als een reactie op het bezoek van Albrecht. Johanna’s vader sprak vol bewondering over Herbert die met zijn op hol geslagen paard bijna in de wievenkuil was gevallen als de witte vrouwen hem niet hadden geholpen. Herbert had met Aleid daarna een koek op een schotel van aardewerk naar de kuil gebracht. Johanna’s moeder vond dit uiteraard maar niets. Zij zag immers Albrecht als de toekomstige partner van haar dochter. Johanna wilde echter Herbert als echtgenoot waarmee haar vader van harte kon instemmen. Om zijn vrouw enigszins ter wille te zijn stelde hij voor dat zowel Herbert als Albrecht naar de kuil zouden rijden waarin ze vervolgens een haardspit moesten gooien. Dan zou blijken wie het dapperst was en dus de geschikte man voor zijn dochter. Herbert dacht de hele rit aan Johanna en bij de kuil smeet hij het werktuig naar beneden en riep: ‘Witte wieven wit, hier bring ik oe het spit’. Vervolgens reed hij razendsnel terug, terwijl hij meteen door een van de wieven werd nagezeten. In volle galop bereikte hij de boerderij van Johanna’s ouders. Het wief smeet hem de schotel na die bij het licht van de lamp in goud bleek te zijn veranderd: het huwelijksgeschenk van de witte wieven. Albrecht had de kuil niet eens bereikt. Uit angst was hij halverwege al terug gevlucht.
Ruud Borman
Op excursie naar de Witte WievenkuilDe witte Wievenkuil is gelegen bij de Kale Berg bij Barchem, aan de oostzijde van de weg van Barchem naar Lochem, niet ver van buurtschap Zwiep.
Je kan als groep met Ruud Borman mee op excursie: maak een afspraak met hem op: alchemystic@outlook.com
Meer lezen over de witte wieven
- Borman, Ruud- Oost-Gelderland, archeologisch bekeken, Zutphen 1978
- Borman, Ruud- Archeologie in Gelderland, Zutphen 1981
- Borman, Ruud- Witte wieven en elfen, fluisteringen uit de Andere Wereld, A3 Uitgeverij, 2011
- Borman, Ruud- Toverij en toveressen, achtergronden van heksenvervolging in Nederland, Amsterdam 2015
- Slempkes, J.A.- Sagen sproken van het oude Gelre, Zutphen 1932 (verhalen over witte wievenkuil) Boogman, J.C. e.a.- A.C.W. Staring, dichter en landsman, regionalist en nationalist, Zutphen 1990 (aantekeningen over witte wieven bij Lochem en Barchem.
Raadpleeg in dit verband ook de website van Ruud Borman
Bekijk de kaart met alle krachtplaatsen
Lees alle artikelen betreffende krachtplaatsen
Schrijven over een krachtplaats, help je ons mee?